Potten en pannen

 

Dit schilderij werd door Diego Velazquez gemaakt rond het jaar 1620 in de stad waar hij opgroeide: Sevilla.
Met grote zorg schilderde hij het keukengerei: gaaf en rond en de witte verf is bijna lichtgevend. Dat geldt ook voor het hoofddoekje van de dienstmeid. Zij vormt het centrum van het doek. De dienstmeid ‘van kleur’ zeggen wij in de correcte taal van onze tijd maar in Sevilla werd zij moors genoemd. Haar voorouders  behoorden tot Afrikaanse moslims die Spanje veroverden. In de 15e eeuw was er aan die heerschappij een einde gekomen. De moslims, de moren, moesten wijken,  vluchten, verdwijnen zoals dat ook gold voor de joden. Spaanse burgers hoorden Roomskatholiek te zijn, christen, gedoopt. Je mag ervan uitgaan dat deze dienstmeid het niet gemakkelijk had in Sevilla. Gemarginaliseerd, vrouw, donker, verkeerde komaf, arm, analfabeet. Des te opmerkelijker is t dat zij centraal staat op het schilderij dat niet alleen een ‘genrestuk’ is maar ook een religieus werk. Via de potten en de pannen in de keuken kijken we  in de gelagkamer  en de bezoekers daar. De dienstmeid lijkt aan het werk maar is dat niet. Haar hand omvat een wijnkan maar haar blik is elders, naar binnen gericht, geconcentreerd. Ze luistert naar de pratende mannen om de tafel. Ze lijkt wel aan de grond genageld.

Ze herkent de middelste: Jezus.

En nu herkennen wij de mannen ook: de Emmausgangers en de onbekende metgezel, die Lukas Jezus noemt in zijn verhaal.  De dienstmeid is nu het vierde personage in het verhaal. Zij heeft Jezus eerder herkend dan de twee mannen. Misschien had zij aan zijn stem genoeg.

Is het zo gegaan?

Misschien heeft ze hem ooit ontmoet toen hij rondzwierf. Misschien herkenden ze elkaar herkend als vreemdelingen, randfiguren, weerzin oproepend, marginalen. Had zij zich voor het eerst gezien gevoeld, erkend als mens en niet als outsider? Gezien worden, gewaardeerd worden, iemand zijn: een onbekend, bevrijdend gevoel.  Had zij toen ook gezegd: “blijf bij mij”  en had hij gezegd: “ga met me mee” Maar ze had niet gedurfd en ze was teruggekeerd naar de potten en pannen in haar keuken. Toch leek het licht sinds die ontmoeting anders in haar keuken. De schalen en kruiken, hun gaafheid weerspiegelden het gevoel dat ze had toen Jezus haar aankeek. Niet een vreemde, moorse dienstmeid, maar een gave, mooie vrouw.

In Sevilla stichtte Teresia van Avila, rond 1550 een van haar vele Spaanse kloosters; niet zo lang voor de geboorte van Velazquez.  In Sevilla was een belangrijke keramiekindustrie. Van Teresia was dan ook de uitspraak te zijn dat God overal is te vinden, ook in de keuken als je bezig bent met de potten en de pannen.

Wat zij bedoelde schilderde Velazquez. De gaafheid van het keukengerei herinnert ook aan de gaafheid die Jezus zag en teruggaf aan gebroken mensen. En toen hij zelf brak aan het kruis protesteerde hij daarmee tegen al die machthebbers en potentaten die de wereld verscheuren en de mensen tegen elkaar ophitsen.

Aan tafel breekt Jezus het brood als beeld van zichzelf en deelt uit. Pas nu herkennen de mannen hem.

Maar de vrouw was eerder.